Titicacameer, Cusco, Huacachina en Lima
Lima, maandagmiddag 11 december. Onze laatste twee dagen van drie magnifieke maanden Zuid Amerika. Gisterenavond hebben we een korte herinburgeringscursus gedaan; de Peruaanse televisie zond een aflevering van ‘Smeris' uit. We konden de Nederlandse en Tilburgse teksten nog prima verstaan en hadden de Spaanse ondertiteling nauwelijks nodig. We verwachten een soepele reïntegratie en zien ook het winterweer goedgemutst tegemoet, zie foto’s.
Maar voordat we morgennacht terug vliegen is hier eerst nog ons laatste reisverhaal. Twee weken terug zijn we vanuit La Paz naar Copacabana, aan het Titicacameer, gereisd; vier uurtjes met de bus en alweer een mooie rit. In Copacabana hebben we onze grote rugzakken afgegeven bij hostal La Cupúla en zijn we op de boot naar Isla del Sol gestapt.
Op dit eiland ligt de mythische bakermat van de Inca religie, maar voor ons bleek het vooral een heerlijk, rustig wandeleiland. Het eiland is helemaal zonder gemotoriseerd vervoer en dus verwonderlijk stil. Woensdagmiddag mochten we vanaf de boot eerst een heel stuk steil omhoog klimmen, en dat valt niet mee op bijna 4000 meter. Na anderhalf uur hebben we een fijne hostal gevonden en daar genoten van een biertje, lekker eten en een prachtig uitzicht. De volgende dag hebben we een rondje van drie uur gewandeld, terug naar de boten. Onderweg werden we nog getrakteerd op een schaapskudde met herder aan de overkant van een vallei, die tijdens het lopen panfluit speelde. We zijn er even voor gaan zitten om het goed met onze ogen en oren op te kunnen nemen. Dit zijn van die reismomenten die je voor altijd vast wilt houden, omdat ze zoveel rust en vrijheid uitstralen. Terug bij de bootjes kregen we volop tijd om na te genieten; we vertrokken pas drie uur later. In het zonnetje, met uitzicht op het Titicacameer én een lege agenda is wachten allerminst een straf.
En in Copacabana hebben we daarna het relaxen goed weten vast te houden; behalve leuke terrasjes met Titicaca view en een hostal met prima restaurant en heerlijke hangmatten waren er gelukkig weinig omgevingsprikkels. We hebben langzaam en ontspannen toegeleefd naar onze laatste nachtbusrit naar Cusco.
Dat ligt in Peru en dus hadden we onderweg onze laatste grensovergang deze reis. Die werd een klein beetje spannend omdat Fons, volgens de Peruaanse douane, in 2009 Peru nooit had verlaten. Dat grapje had zomaar 4000 dollar kunnen kosten, maar gelukkig was de douanier bereid te geloven dat Fons toen gelijk met Margreet uit Peru vertrokken was. Haar registratie klopte wel. Nu nog even ‘fingers crossed’ voor het vertrek uit Lima morgenavond.
Zaterdagochtend, een week geleden, kwamen we om half zes dan toch in Cusco aan. En we hadden alweer het geluk dat we meteen even ons bed in konden kruipen om verloren slaapuren in te halen. We zijn vijf dagen in Cusco gebleven. Twintig jaar geleden hebben we vanuit Cusco eigenlijk alleen Machu Pichu bezocht en in en om de stad weinig gezien en gedaan. Dat hebben we nu helemaal goed gemaakt. Cusco is een geweldig leuke stad met mooie, smalle straatjes, ruime en intieme pleinen, prachtige huizen, kerken en musea, indrukwekkende Inca muren en ontelbare restaurantjes en cafeetjes. En de omgeving van Cusco, destijds de hoofdstad van het Inca rijk, wemelt van de Inca vindplaatsen, bouwwerken in mooie landschappen. Twee dagen hebben we met colectivo (busje) en taxi de omgeving in de Heilige Vallei bezocht; een dag naar Pisac voor de zondagsmarkt en de Inca ruïnes en een dag naar Inca bouwwerken in Ollantaytambo, Moray en Chinchero plus de, meer dan 3000, zoutbekkens van Maras. De andere drie dagen hebben we Cusco zelf en de Inca plaats Saqsayhuaman (half uurtje steil omhoog vanaf onze hostal) bewandeld en bewonderd. Dat klinkt misschien nogal druk, maar we hebben de tripjes met zijn tweetjes op het gemak gedaan en gedurende iedere dag bekeken waar we zin in hadden.
Donderdag zijn we van Cusco naar Lima gevlogen en vanaf daar naar de oase Huacachina gebust. Dat was nog best een reisdagje, maar wel de snelste oplossing om in de oase te komen. Daar wilden we vooral lekker luieren in een hotel met zwembad. En dat is helemaal gelukt bij een temperatuurtje van dertig graden. De enige fysieke uitspatting is een beklimming van de reusachtige duinen rondom de oase geweest. Maar dat warme klusje was in twee uur geklaard. Daarna was het weer liggen, lezen, muziek luisteren en eten en drinken geblazen.
Zondag zijn we terug gebust naar Lima en daar hebben we nu twee dagen om de stad te zien en tussendoor te genieten van de Peruaanse keuken. Lima is al redelijk in kerstsfeer en de kerstversiering is uitbundiger dan die bij ons. Het is wel vreemd om kerstsfeer te proeven bij vierentwintig graden.
Dinsdagnacht vliegen we dus terug naar Nederland en zitten er weer drie onvergetelijke reismaanden op. Tijdens de reis hebben we een paar keer ‘complimenten’ gehad van jongere, en dat zijn ze bijna allemaal, rugzakkers; dat wij dat ook nog steeds (kunnen) doen … op onze leeftijd. Maar in La Paz spraken we twee weken terug nog twee Franse pensionados, die zeven maanden aan het rugzakken waren. Zo zie je maar: Je bent nooit te grijs voor een mooie reis!
Breedgrij(n)zende groeten, Margreet en Fons.
Death Road en Rurrenabaque
La Paz, dinsdagochtend 28 november. Zaterdag een week geleden zijn we hier vertrokken voor een spectaculaire downhill fietstocht over de beruchte Death Road. Tot tien jaar geleden was dit de enige en levensgevaarlijke verbinding tussen La Paz en Coroico. De weg is op veel plaatsen zo smal dat (vracht)wagens elkaar niet of nauwelijks kunnen passeren en naast de weg gaapt een steile afgrond van honderden meters diep. Op de Death Road vonden jaarlijks honderden mensen de dood. Gelukkig is er sinds 2006 een nieuwe weg. Dat is veiliger voor de automobilisten op de nieuwe weg én voor alle fietsers die de oude Death Road afdalen. Wij hebben dat samen met een dozijn toeristen en de ervaren gidsen Neil en Remmie gedaan. Remmie is een erg grappige naam als je bedenkt dat dat het belangrijkste onderdeel op je fiets is die dag. We begonnen een uurtje buiten La Paz op 4800 meter hoogte en eindigden zestig kilometer en een kleine zes uur later in Yolosa op 1200 meter. Een grandioze rit vanaf kale bergtoppen, door de wolken en de bossen, langs steile afgronden de vochtige, tropische regenwouden in. De kunst was om je aandacht op de de grillige grintweg met verraderlijke keien te houden én te genieten van de schitterende omgeving. Dat is prima gelukt; zonder valpartijen en met hele, blije gezichten zijn we allemaal beneden gekomen. Als je de Death Road ook ooit wilt gaan fietsen, kies dan voor Gravity Assisted Mountain Biking. Die zijn echt de veiligste en de beste.
Terwijl de rest van de groep terugreed, in de bus, naar La Paz, bracht een taxi ons voor drie dagen naar Coroico op een prettige 1700 meter. Daar hebben we wat gewandeld en een tochtje met de taxi in de omgeving gemaakt. Ondanks de hoogte was het, op een zondagse tropische regenbui na, eigenlijk te warm voor flinke inspanningen. Dus hebben we een paar dagen het ontspannen Boliviaanse levenstempo gevolgd.
Afgelopen dinsdag hebben we de nachtbus naar Rurrenabaque genomen. Die begint in La Paz en heeft een wisselvallige dienstregeling, zodat wij op ons opstappunt Yolosita drie uur hebben zitten wachten in de schaduw van de politiecontrolepost. Geduld is een schone zaak, zeker voor de bezwete reiziger. Na een busrit van elf uur over een weg, die ze van ons Death Road II mogen noemen, kwamen we om vier ‘s ochtends aan in Rurre(nabaque). Gelukkig konden we nog een paar uurtjes slapen in een hostal, voordat onze vijfdaagse jungletrip naar Serere begon.
Serere is een uitgestrekt privé park op drie uur varen over de rivier Beni vanaf Rurre in de warme, vochtige jungle. Op het terrein heeft Madidi Travel samen met de indiaanse bewoners een tiental cabañas voor overnachtingen, zonder stroom maar met (koude) douche en toilet, geplaatst. Alle wanden zijn helemaal open en alleen afgewerkt met muskietengaas. Je slaapt dus echt in de jungle; prachtig en veel sneller vertrouwd dan verwacht. Alleen de kikkers in de badkamer hadden niet voor iedereen gehoeven.
Wij hebben er vier nachten als roosjes geslapen, moe als we meestal waren van de dagelijkse tripjes. We hebben op alle tijden van de dag en avond samen met gids Alex, wiens veel mooiere indiaanse naam Kaikape (zwarte panter) is, door de jungle gewandeld en gevaren. Echt bijzondere dieren hebben we niet gezien, maar de natuur kun je nu eenmaal niet regelen. En al die dieren (over)leven juist doordat ze zich zo goed kunnen verbergen en camoufleren. Maar goed, we hebben toch volop vogels, apen, een slang, vogelspinnen, een neusbeertje, een schildpad, kaaimannen en piranha’s gezien. En tijdens de nachtwandeling werden we nonchalant gevolgd door de huistapir.
Al met al vijf heerlijke dagen in de jungle met een fijn, langzaam ritme van goed ontbijten, iets actiefs, goed lunchen, iets actiefs, goed dineren, soms nog iets actiefs en dan lekker jungle-slapen. En tussendoor wat koude biertjes. Die waren hard nodig, want het was ontzettend warm en vochtig in Serere. Muggen vinden dat, en ons, erg lekker, maar wij wat minder. En om al het verloren zweet aan te vullen en de jeuk wat te vergeten, waren ‘cervezas frias’ erg aangenaam.
Tijdens ons verblijf in Serere en Rurre hoorden we dat de Boliviaanse regering dit jungle gebied wil gaan exploiteren om hout en grondstoffen te winnen. Madidi Travel en andere organisaties verzetten zich daartegen. En terecht, het is eeuwig zonde als zo’n prachtig stuk natuur met al het leven erin verloren zou gaan. Zij willen dat zo veel mogelijk toeristen hier naar toe (blijven) komen en zo bijdragen aan het behoud van Madidi National Park en Serere. Dus als je de Death Road hebt gefietst, met Gravity, kom dan ook hier naar toe.
Gisterenmiddag zijn we in veertig minuten teruggevlogen naar La Paz, waar we hartelijk werden ontvangen in ‘ons' hostal. Met luchtige verontschuldigingen hebben we als eerste werk de was afgegeven. Vijf dagen jungle gaan je niet in je koude, maar in je warme, plakkende, riekende kleren zitten.
Nu hebben we nog twee weken om in Lima te komen, voor de terugvlucht naar Amsterdam. Onze route is nog niet helemaal zeker, maar loopt in ieder geval langs het Titikaka meer en Cuzco. We hebben er nog steeds zin in.
Geurige groeten, Margreet en Fons.
Salar de Uyuni en La Paz
La Paz, vrijdagavond 17 november. Zoals vorige week beloofd … een sneller en (iets) korter verhaal. Onder het motto ‘geen praatjes, dan plaatjes’ hebben we er wat extra foto’s bij geplaatst.
Afgelopen zaterdag hebben we weer een prachtige, ontspannen busrit van Potosà naar Uyuni gemaakt; onderweg duizenden lama’s in mooie berglandschappen gezien. Omdat Margreet jarig was (bedankt nog voor alle felicitaties) en de winkels in Potosà vrijdag dicht waren, mocht ze de hele weg voor het raampje zitten.
Uyuni zelf is niet spectaculair, maar trekt toeristen uit de hele wereld die vanaf hier een toer over de grootste (12.000 vierkante km) en hoogste (3650 m) zoutvlakte ter wereld maken. En wij zijn super gelukkig dat wij dat nu, na onze omtrekkende beweging, ook hebben kunnen doen. Zondagochtend vertrokken we met vier andere mochileros (backpackers) en chauffeur-gids-monteur-fotograaf Franz, die toch een echte Boliviaan is, voor drie indrukwekkend mooie dagen naar de Salar de Uyuni en de meren en lagunes in nationaal reservaat Andina Eduardo Avaroa, tegen de Chileense grens.
Zondag hebben we eerst het treinenkerkhof vlakbij Uyuni bezocht, samen met heel veel andere jeeps en toeristen. Tenminste wij vonden het er veel, maar volgens Franz is het nu toch echt laagseizoen. Na de lunch heeft Franz ons een uurtje of twee verder de zoutvlakte op gereden, waar de kleuren witter en intenser zijn dan aan de rand. Vervolgens heeft hij daar dik anderhalf uur grappige perspectief foto's van ons gemaakt. Onze Franz kreeg er geen genoeg van. Wij wel spierpijn. Daarna reden we verder naar het Isla de Pescado, dat is overdekt met reusachtige cactussen van vele honderden jaren oud. En ter afsluiting van de zondag, een prachtig stille zonsondergang aan de rand van de Salar. Moe maar voldaan sliepen we ‘s avonds in in een zouthotel; helemaal van zout, inclusief het meubilair .. behalve beddengoed en matras.
De maandag begon met een flinke klim naar bijna 5000 meter om Bolivia’s enige actieve vulkaan, de Ollagüe, te bewonderen. Daarna bezochten we een aantal meren die bevolkt werden door grote groepen flamingo’s met onderweg nog meer dieren, zoals vossen en viscacha’s. En dan was er steeds het prachtige landschap, met soms bizarre rotsformaties. Het laatste meer die dag was de Laguna Colorado, met een dieprode kleur, veel flamingo’s en, voor het ultieme Andes gevoel, ook nog eens lama’s op de oevers.
Dinsdag vertrokken we al om half vijf ‘s ochtends voor een bezoek aan de geisers. Om zes uur lagen we daarna al in een heerlijk warm thermaal bad. Na het ontbijt hebben we nog twee meren bezocht en daarna afscheid genomen van de andere mochileros. Zij gingen door naar San Pedro de Atacama, en wij keerden met onze vrolijke Franz terug naar Uyuni. Met wat tussenstops waren we daar tegen vijf uur. Ruim op tijd voor de nachtbus naar La Paz, die om acht uur vertrok.
Eergisteren stonden we daar al om zes uur voor de deur van ons hostel en we hadden weer geluk; onze kamer was al vrij, zodat we wat uurtjes slaap konden inhalen. La Paz is de grootste stad van Bolivia en ligt ook nog op 3600 meter hoogte. Dat vraagt weer om een rustige aanpak en daar hielp de immigratiedienst heel bereidwillig aan mee; we hebben een uurtje of drie zitten wachten op twee stempeltjes om ons visum te verlengen. Uiteindelijk was dat in drie seconden gebeurd. Nooit meer mopperen op de Nederlandse bureaucratie!
La Paz is een heel leuke stad om doorheen te klimmen en dalen en om overheen te zweven in de kabelbanen. Er is veel volk op straat, modern en traditioneel gekleed, en het stikt van de kleine, kleurrijke kraampjes, winkeltjes en markten en van de restaurantjes en cafeetjes.
Morgen gaan we de stad weer uit, op de mountainbike deze keer. Van La Paz naar Coroico dalen we ruim 3500 meter in 60 kilometer, dus we hoeven weinig te trappen … als het goed is. Klinkt misschien stoer, maar we doen deze populaire trip voorzichtig en met de beste gidsen als begeleiding. Na een paar dagen in Coroico reizen we nog verder Oostelijk naar Rurrenabaque, voor vijf dagen in de jungle. We kijken er alweer naar uit.
Hoogachtend, Margreet en Fons.
Santa Cruz, Misiones, Samaipata, Sucre en PotosÃ
PotosÃ, vrijdagmiddag 10 november. We zijn twee volle weken in Bolivia en het is er niet eerder van gekomen om te schrijven. Sorry, want dat betekent ook weer een lang verhaal. Maar het weekend begint, dus hoeft het werk er niet onder te lijden. Een kleine twintig jaar geleden zijn we ook in Bolivia (en Peru) geweest; met een groepsreis, waarin je in een hoog reistempo heel veel ziet. De gids raadde toen al aan om ooit een keer op ons gemak terug te komen. Dat zijn we nu dus aan het doen en het grappige is, dat we al op een aantal bekende plaatsen zijn geweest en daar nu heel andere dingen zien en doen dan twintig jaar terug.
Vorige week zaterdag zijn we geland in Santa Cruz de la Sierra, de grootste, welvarendste én warmste stad van Bolivia. Het was onze eerste slaapervaring in een (suite)container, maar wel met airco, televisie, toilet, stortdouche en wifi. Geen klagen dus. Zondag hebben we door de straten, pleinen en parken van Santa Cruz gewandeld en is Fons geknipt en geschoren door de Boliviaanse Mari van de Ven.
Maandag zijn we naar de Misiones ten oosten van Santa Cruz gereisd. Dat zijn zeven dorpen met allemaal een grote Jezuïetenkerk in het centrum. Ze zijn gebouwd in de 18e eeuw en in de vorige eeuw prachtig gerestaureerd. Wij hebben die van Concepción, die speciaal voor ons van het slot werd gedaan, en San Ignacio de Velasco bewonderd. De Misiones zijn nog niet ontdekt door de grote toeristenstroom en dat zorgt voor een authentiek sfeertje.
Donderdags zijn we, na nog een nachtje Santa Cruz, met een deeltaxi naar Samaipata gereden. Dit dorpje ligt drie uurtjes rijden van Santa Cruz en heeft op 1600 meter hoogte een heerlijk lente-achtig klimaat. We hebben twee dagen gewandeld; allebei de keren een kleine zes uur klimmen en dalen, maar gelukkig wel in een Boliviaans ontspannen tempo. De eerste dag was in de dichte bossen van nationaal park Amboró, met enthousiaste uitleg van bioloog/gids Saúl. De reuzevarens, zie foto’s, waren ooit dinosaurusvoedsel en komen alleen nog hier en ergens in Peru voor. De tweede wandeling begon bij de Laguna de Volcanes, die geen vulkanen maar gewoon bergen waren, en leidde over paadjes met mooie uitzichten en door een riviertje naar een diepere zwempoel in diezelfde rivier op het einde. En dat was 'errug' lekker, want het was 'errug' warm. De laatste dag in Samaipata hebben we uitgeslapen, de zondagmarkt bezocht, uitgebreid gelunched, bij ons overnachtingsadres van twintig jaar terug, en lekker gerelaxed.
Zondagavond stond namelijk onze eerste Boliviaanse nachtbusrit, van 12 uur, op het programma en de bussen zijn hier niet zo goed als in Argentinië en Chili, vreesden wij. En die vrees werd bewaarheid; eerst moest er nog iemand van onze plaatsen verwijderd worden, toen bleek een rugleuning wel erg flexibel en midden in de nacht zat Margreet in een keer met een kleine op schoot. Fons dacht nog even aan een onbevlekte ontvangenis, maar het bleek de dochter van de achterbuurvrouw te zijn, die ze in het gangpad te slapen had gelegd. Om haar voor een val in het trapgat te behoeden had Margreet haar op schoot genomen. En pas na knijpen en roepen was moeder bereid haar dochter terug te nemen. Net op tijd om een bevlekte Margreet te voorkomen, want de kleine was gevaarlijk ongeluierd. Het fijne van de busrit was wel dat we drie uur eerder in Sucre waren dan verwacht en dat we in ons hostal gelijk wat slaap konden inhalen.
Het oude centrum van Sucre, de hoofdstad van Bolivia, is prachtig met schitterend witte kerken en koloniale gebouwen. Maandag hebben we rustig aan gedaan om aan de hoogte van een kleine drieduizend meter te wennen en ons geconcentreerd op de Bossche elementen: ‘s Avonds hebben we een vriend van een vriend van een neef van Margreet opgezocht in zijn eetcafé Florin en ‘s middags vonden we in restaurant Joyride een Bossche Bol, van 350 gram, op de menukaart. Die hebben we gedeeld en hij was groot en lekker, maar Jan de Groot hoeft zich geen zorgen te maken.
Dinsdag hebben we de hele stad doorgewandeld van de centrale markt, naar de begraafplaats en via het Plaza 25 de Mayo naar een uitkijkpunt boven de stad. En woensdag hebben we nog een tripje met gids Johnnie in de omgeving gemaakt. Een wandeling vanaf Chataquila op 3650 meter over een oude Inca trail in drie uur naar beneden naar Chaunaca. Na de picknick lunch volgde nog een wandeling in en rondom het boerendorpje Potolo met een bezoekje aan een van de families. Landbouw gebeurt hier nog met de hand of met beesten en je merkt goed dat Bolivia een van de armste landen in Zuid Amerika is.
Gisteren hebben we de deeltaxi naar Potosà genomen. Een ritje van tweeëneenhalf uur, waarin het soms lastig kiezen was tussen een kruisteken maken of de handgrepen stevig vastpakken. Potosà is de hoogste stad ter wereld op ruim vierduizend meter en dat voel je erg goed als je (te) snel loopt of een trap beklimt. Het goede nieuws is dat we nu wel goed op de hoogte blijken te zijn. We zijn een extra nachtje gebleven, omdat Potosà gisterenavond en vandaag haar bevrijding viert. Ontelbare verenigingen en groepen paraderen door de stad met vlaggen en vaandels en tussendoor lopen dan nog verschillende fanfares in een eindeloze optocht. Wij zijn halverwege gaan eten en toen wij al lang en breed in bed lagen, hoorden we nog steeds muziek en vuurwerk. Respect voor PotosÃ!
Morgen gaan we naar Uyuni, voor een meerdaagse trip naar zoutmeren en lagunes en daarna door naar La Paz. We doen ons best om dan weer wat sneller, en korter, te schrijven.
Beste groeten, Margreet en Fons.
San Pedro de Atacama en Iquique
Iquique, zaterdagochtend 28 oktober, onze laatste dag in Chili. Gisteren hebben we hier onze trouwdag gevierd. Dat hadden we tweeëntwintig jaar geleden niet gedacht; wel dat we die zouden vieren, maar niet in Iquique. En een week geleden eigenlijk ook nog niet. We waren van plan om vanaf San Pedro de Atacama met een driedaagse toer naar Uyuni in Bolivia te reizen. Maar we waren allebei niet erg goed ‘op de hoogte’. Fons was in het begin twee daagjes ziek, maar dat kon ook nog door een kwaai kippetje komen. En Margreet heeft een aantal keren ziekmakende hoofdpijn gekregen, wanneer we in een trip heel snel de hoogte ingingen. Maak jullie geen zorgen, want we zijn weer hersteld en we klagen niet; het leven van een reiziger gaat niet altijd over rozen.
Maar goed, met deze hoogtedalletjes is San Pedro - Uyuni geen gezond idee en dus hebben we een nieuw plannetje gemaakt. We zijn eerst naar Iquique aan de kust gebust en vliegen vanaf hier vandaag over de Andes heen naar Santa Cruz. D’n Andes is daar vlakker, dus kunnen we daar geleidelijker omhoog. En … Andes verwacht ons daar natuurlijk niet
We zijn al met al een kleine week in San Pedro geweest; beetje herstellen, beetje plannen en ook andere leuke dingen doen. Want dat kan hier volop in dit verbazende dorp midden in de woestijn, waar een langharige Fin de populairste kroeg runt. We hebben deze reis niet eerder zoveel toeristen en reisburootjes gezien en nog meer honden dan we al gewend waren in Chili en Argentinië. Ze lijken van niemand en van iedereen en ze zijn allemaal even vrolijk en aaibaar, behalve die ene die Fons gisterenavond in Iquique in zijn nieuwe fleece hapte: Fleece en Fons onbeschadigd!
Maar daar komen al die toeristen niet voor naar San Pedro. Die komen voor de onaards mooie omgeving. Elke dag vertrekken op alle uren toertjes naar valleien, vulkanen, geisers, lagunes en bergen. Wij hebben een zonsondergangtoer gemaakt naar de Marsvallei en de Maanvallei, waarvan je de namen snapt als je ze ziet. En een zonsopgangtrip naar de Tatio geisers, niet het grootste maar wel het hoogste geiserveld ter wereld. Op 4000 meter krijgen die geisers het niet echt warm gestookt en was het ‘s morgens nog min tien. Maar met zonne-energie werd het gelukkig al snel weer lekker warm.
De laatste dag in San Pedro hebben we fietsen gehuurd bij een erg grappig mannetje, dat helaas niet met ons mee kon of wilde. Pech voor hem, want het was weer een mooi tochtje langs een precolumbiaanse opgraving, door een rivier en een kloof met de naam Duivelskeel (daar zijn er dus meer van) naar een bijna Grieks blauw-wit kerkje.
Eergisteren hebben we dan de bus naar Iquique gepakt in plaats van de meer gebruikelijke crossing naar Uyuni. Dat betekent dat je dan wel weer tussen de Chilenen zit en minder tussen de backpackers, of mochilleros zoals we in het Spaans heten. Nu is Iquique ook een bekende badplaats, maar meer voor de Chilenen, Peruanen en Bolivianen zelf. En Iquique is de beste plek in de wereld om te (leren) parapenten. Dat kun je hier 365 dagen per jaar. En omdat wij ook 365 dagen per jaar getrouwd zijn, hebben we gisteren onze trouwdag in de lucht gevierd. Een briljante belevenis: Vanaf de bergen boven de stad vlieg je over een enorme zandduin, over het centrum en land je midden op het strand. De beste trouwdag ooit … behalve de eerste dan.
Over een paar uurtjes vliegen we naar Santa Cruz de la Sierra in Bolivia. We zijn op de helft en hebben dubbel zoveel zin in de rest van onze reis.
Trouwe groeten, Margreet en Fons.
De omgeving van Salta
San Pedro de Atacama, donderdagavond 19 oktober. We plaatsen dit verhaal op onze reis site in Chili, maar het gaat over noord Argentinië. In een vette Chevrolet Classic hebben we daar de afgelopen anderhalve week de omgeving van Salta doorkruist. We hebben de nattigheid van de merengebieden ingeruild voor de warmte van woestijnachtige gebergten en zoutvlakten. En toch hebben we het ook hier al een aantal keren (bijna) niet droog kunnen houden. Dan vulde de muziek de kleurrijke omgeving zo mooi aan dat wij daar natte ogen van kregen: Een meisje op bandoléon in een natuurlijk amfitheater, een latijns amerikaanse smartlap op de autoradio tijdens een rit door gekleurde bergen met gigantische cactussen of een live optreden tijdens een lunch in Tilcara, waar het restaurantje de Argentijnse liedjes woordelijk meezong. Op zulke momenten lijkt het reizen soms te mooi om waar te zijn.
En dat terwijl het niet eens zo makkelijk was om in Salta te komen. We vlogen met budgetmaatschappij Andes AerolÃneas (niet doen!) van Bariloche via Buenos Aires naar Salta. Het eerste deel was, uiteindelijk drie uur, vertraagd, maar we hoefden ons geen zorgen te maken; ‘Salta’ zou op ons wachten. Niet dus! Maar we kregen een hotel in B.A. en we hoefden ons geen zorgen te maken; onze bagage was al in Salta. Niet dus! Onze rugzakken werden een dag later bij onze hostal bezorgd, dus viel de schade mee. Bovendien hebben we meegevierd dat Argentinië zich (wel) heeft geplaatst voor het WK, dus de stemming was toch nog opperbest.
Het centrum van Salta is levendig met een fraai centraal plein met zonnige terrasjes en een aantal mooie gebouwen en musea. Wij hebben het MAAM bezocht, dat is opgebouwd rondom drie gemummificeerde kinderlichaampjes, die in het Inca tijdperk zijn geofferd op de 6700 meter hoge top van de vulkaan Llullaillaco en in 1995 zijn gevonden en naar Salta gehaald. Dat verhaal plus de Inca cultuur rondom de kindoffers hebben ze respectvol en indrukwekkend uitgewerkt. De kleine mummies zijn wonderlijk gaaf en jong.
Vorige week donderdag heeft onze vette Chevy ons van Salta naar beneden, naar Cafayate gebracht. Een rit van ruim 200 kilometer over de Ruta Nacional 68 door de Quebrada (kloof) de las Conchas. Onderweg mooie rotsformaties, zoals de Duivelskeel en het Amfitheater. Daar zat dan dat meisje bandoléon te spelen op het moment dat wij er alleen met z’n tweetjes waren. Het filmpje op de site is ‘op zijn kant’, maar wij waren er zelf ook eventjes ondersteboven van. Vlak voor Cafayate, de hoofdstad van een hooggelegen wijnstreek, kwamen we nog in een korte zandstorm. Maar het stof tussen de tanden wegspoelen met de frisdroge lokale wijn, Torrontés voor de kenners, is een fijne oplossing voor dit kleine ongemak.
Vrijdags reden we 150 onverharde kilometers over de RN40, de Argentijnse ‘Route 66’, naar Cachi door de Quebrada de las Flechas; grillig gerimpelde bergen met her en der de eerste gigantische cactussen. Daarvan zagen we er veel meer op dag drie, toen we van Cachi naar San Lorenzo reden, door het Parque Nacional de Cardones. Zo heten dus die hele grote cactussen. San Lorenzo is een groen dorp, dat tegen Salta aanligt. In drie dagen hebben we zo een prachtig rondje gemaakt, waarbij de natuur ons elke dag weer wist te verrassen en verbazen.
Zondag zijn we naar Tilcara gereden, een dorp op 2500 meter hoogte en 200 km ten noorden van Salta. Daar hebben we drie nachten in Malka Hostel geslapen. Zeker met de warme ontvangst, wordt zo’n plek dan echt even ‘thuis'. Zondagmiddag zijn we het gezellige dorp ingelopen om te genieten van een lunch met live muziek. Dat doen ze hier in veel restaurantjes en de Argentijnen zingen dan dus graag mee. Mooi hoor.
Maandag weer de auto in voor een retourtje door de Quebrada de Humahuaca naar het dorp met dezelfde naam. De kloof zelf is al kleurrijk, maar in Humahuaca zijn we met een pickup naar Hornocál gereden en daar zagen we de Berg(keten) met Veertien Kleuren. We hebben ze niet geteld, want het was ongelooflijk prachtig: A-dem-be-ne-mend! En dat kwam echt niet doordat we op 4350 meter hoogte een kwartier moesten lopen naar een uitkijkpunt. Eigenlijk kun je alleen op deze plek al een hele dag zitten genieten van het uitzicht.
En eergisteren hebben we nog zo’n grandioze kleurrijke rit met de vette Chevy gemaakt, via Pumamarca naar de Salinas Grande, het vierde grootste zoutmeer van Zuid Amerika. En het dorpje Pumamarca ligt dan weer genesteld tegen de Berg met de Zeven Kleuren. Ook een aanblik waar je even voor moet gaan zitten om te geloven dat je het allemaal echt is wat je ziet.
Gisteren zijn we teruggereden naar Salta, waar we vanochtend vroeg de bus naar San Pedro de Atacama hebben genomen. Inclusief de grenscontroles een kleine elf uur, maar dat is hier in de Andes allerminst een straf.
Als we dit verhaal nu zelf doorlezen, dan blijft het een onbeholpen poging om te vertellen hoe verbazingwekkend en betoverend mooi noord Argentinië is. Met de foto’s en filmpjes erbij is het misschien toch een klein beetje gelukt.
Kleurrijke groeten, Margreet en Fons.
Siete Lagos in Chili en Argentinië
Bariloche Argentinië, maandag 9 oktober. Oeps, zijn we zomaar twee weken en twee grensovergangen verder sinds het laatste verhaal. Die twee weken hebben we doorgebracht in de twee aangrenzende merengebieden in Argentinië en Chili. Als die meren er al niet duizenden jaren gelegen hadden, dan waren ze de afgelopen week wel ontstaan: We hebben een volle week volle bak regen gehad. Zoveel regenwater spatte bijna de reislust ervan af, maar dat hebben dagelijkse reiskadootjes gelukkig voorkomen.
Maandag twee weken terug hebben we de nachtbus van de kust naar El Bolson genomen. Een kleine vijftien uurtjes in comfortabele stoelen en ‘s morgens verrast ontwaken met zicht op besneeuwde bergtoppen. In El Bolson, een relaxed stadje met/door veel hippie bewoners, hebben we geslapen in een ecologisch, organisch, vegetarisch hostal. Beetje zweverig, maar vooral erg aardige mensen en lekker gegeten. Dinsdagmiddag hebben we ons eerste bergmeer, Lago Puelo, bezocht en woensdag een uurtje of vier gewandeld in de bergen. Compleet met gaucho ontmoeting, en dan is het leuk dat we net genoeg Spaans praten voor een klein gesprekje.
Donderdag was het weer tijd voor een prachtige busrit, naar San Martin de los Andes. Die busritten zijn echt genieten, vooral met een lekker muziekje op de oortelefoontjes. In San Martin hebben we vrijdagmorgen nog droog kunnen wandelen naar een mooi uitkijkpunt over het meer Lago Lascar. ‘s Middags begon het te regenen en dat is afgelopen donderdagnacht pas gestopt. In het begin was dat wel lekker om te onthaasten, (laten) wassen, lezen, schrijven, slapen en om het reisplan verder in te vullen, maar na een week zou een mens er bijna neerslag(!)tig van worden. Gelukkig hebben wij geen pakken meegenomen om bij neer te zitten.
Van San MartÃn, Argentinië, zijn we zondagmiddag naar Pucon gebust. Dat is dé plek hier in Chili voor allerlei outdoor activiteiten, van raften, wandelen en mountainbiken tot skiën en snowboarden. Gelukkig heeft Pucon ook heel veel thermale baden, en die zijn juist weer extra lekker in de regen.
In Pucon hebben we een auto gehuurd om de Siete (7) Lagos te verkennen. Die in Chili dus, want in Argentinië hebben ze er ook precies ‘siete’. En beide gebieden zijn van oudsher toeristisch erg in trek bij Chilenen en Argentijnen. Wij waren erg blij met onze waterdichte Ford Ecosport met verwarming. We zijn in vier dagen van Pucon via Panguipulli, Valdivia en Entre Lagos naar Puerto Varas gereden.
Het plan om onderweg regelmatig mooie wandelingen te maken viel helaas in het overvloedige water. Jammer, want het is hier echt prachtig wandellandschap. Gelukkig brengt elke reisdag wel weer een leuke verrassing als mutsje voor de regen; een super aardige, enthousiaste tweeling op onze overnachting in Panguipulli, een verrassende groente en vismarkt met zeeleeuwen, aalscholvers en pelikanen in Valdivia, brouwerij Kunstmann met Duitse wortels en lekker bier plus eten in Valdivia, toch nog een korte, bijna droge, maar op het eind onderbroeknatte wandeling naar watervallen in Parque Nacional Puyehue, lieve mensen in groenwit geruite schortjes met warme mutsen die zorgzaam voor ons kookten in een ‘bij vergissing gekozen’ hotelletje in Entre Lagos en vrijdag eindelijk weer eens een droge dag met grijswitte wolken in een blauwe lucht, een groene lagune, sneeuwwitte vulkanen en een spiegelend Lago Llanquihue.
De vulkanen hadden zich de eerste dagen gehuld in dikke wolken, dus was het vrijdag een fijne toegift om de vulkanen eerst te zien en Volcan Osorno daarna te bestijgen met auto en kabelbaan … tot in de sneeuw.
Eergisteren was er, gelukkig voor jullie, weer voldoende regen, zodat we aan de bar in Puerto Varas het grootste deel van dit verhaal hebben kunnen schrijven. Volgens ons hadden ze acht jaar geleden hier vooral wijn, maar nu zijn ambachtelijke bieren heel erg geliefd. En wij sluiten erg graag aan bij lokale trends en gebruiken.
En gisteren, zondag zijn we in twaalf uur met bus-boot-bus-boot-wandeling-boot-bus van Puerto Varas naar Bariloche gereisd. Het was die dag afwisselend zonnig, bewolkt en buiïg, dus wij waren al heel tevreden. Varen over een Chileens en twee Argentijnse meren door twee nationale parken was een mooie afsluiting van de merengebieden. En onderweg hebben we ook nog prachtige watervallen gezien. Want dat is dan het voordeel van zoveel regen; de watervallen zijn dan op hun krachtigst en prachtigst.
Zo, jullie kunnen weer bijlezen en kijken en wij vliegen vanmiddag naar Salta in het noorden van Argentinië. Onder andere naar woestijnen en zoutvlakten; klinkt droog en warm.
Natte zoenen, Margreet en Fons.
Tigre en peninsula Valdes
Puerto Madryn, maandag 25 september. We hadden korte verhalen beloofd, maar dat is bij de tweede keer al niet gelukt. Soorryy!
Een week geleden hebben we ons paspoort nog een keertje laten bijstempelen met Uruguay (uit) en Argentinië (in). Het was anderhalf uurtje bussen van Colonia naar Carmelo en daarna een kleine drie uurtjes varen naar Tigre, door de Parana delta. Een leuk tochtje, waarin we vooral buiten op het achterdekje in de zon, die maar blijft schijnen hier, hebben gestaan.
Omdat we vooraf niet wisten of en hoe bus en boot precies zouden rijden en varen, hadden we vooraf niks besproken in Tigre. Gewoon, 'zoals vroeger', bij een hostel uit de reisgids aangebeld. Gelukkig was er nog een kamer vrij voor ons. Booking.com en andere reserveringssites geven wel een wat onrustig gevoel. Je denkt dat iedereen van tevoren reserveert en er veel vol zit, maar … bonnefooi blijft mooi!
In Tigre zelf kregen wij de sfeer niet echt gevonden, terwijl deze plaats in de zomermaanden december en januari uitpuilt met toeristen. Nu is het nog redelijk rustig en hebben we met een kleinere boot door de smalle kanalen van de Parana delta gevaren en daarna met bus en benen de stad verder bekeken. De delta is wel erg mooi; een kleurrijke verzameling van mooie huizen en bouwvallen, schepen, bootjes en een paar wrakken in en langs vaarten en rivieren.
Woensdag zijn we naar Peninsula Valdes gevlogen. Het schiereiland is werelderfgoed en vooral bekend vanwege de grote aantallen zeezoogdieren. De eerste twee nachten sliepen we in een hostel in Puerto Madryn; leuke sfeer met een erg gezellige ’parillada argentina’ (bbq) met gasten uit Argentinië, Frankrijk, Amerika en Australië op donderdagavond. We waren gelukkig niet de oudsten (denken we), maar helaas ook lang niet de langstreizenden. Overdag waren we met gids/chauffeur Mariano naar Punta Tombo gereden om de grootste kolonie magelhaenpinguïns in Zuid Amerika te bezoeken. En onderweg in Rawson ook nog in een boot kortsnuitdolfijnen, die lijken op kleine orca’s, gezocht en gevonden. Pinguïns zijn wel een stuk makkelijker te fotograferen en filmen dan dolfijnen. Zie voor bewijs de foto’s en video's.
Omdat het hostel verder volgeboekt was, zijn we vrijdag naar Puerto Piramades, op het peninsula (schiereiland), gebust. Daar hebben we in de namiddag nog een geweldige walvis excursie gedaan. Het wemelt hier in de Golfo Nuevo nu van walvismoeders en hun jongen, waarvan de eersten dan ook nog worden belaagd en behaagd door walvismannetjes. We zijn zo’n beetje vanaf het vertrek omringd door deze zuidkapers, vlak naast en soms onder de boot. En regelmatig sprongen de jongen speels uit het water; prachtig, geweldig, schitterend mooi! Helaas geen spetterende foto’s.
Eergisteren hebben we twee keer tien kilometer gewandeld; ‘s ochtends langs het strand, met af en toe zicht op walvissen, en in de namiddag naar een zeeleeuwenkolonie aan de andere kant van de baai. Dit was onze eerste calorie- en budget-neutrale dag in een kleine twee weken reizen. In Argentinië en Uruguay vaak zwaar getafeld en in Patagonia best dure trips gemaakt. Goed dat er nog gratis wandelingen zijn.
Gisteren hebben we een toer over het peninsula gemaakt, met chauffeur en twee Israëlische gasten langs roze zoutmeren, zeeolifanten, meer pinguïns, guanaco’s en paarden en gaucho’s. Dat zijn de Argentijnse cowboys, die bij Puerto Piramides hun zondagse paardenraces hadden. Ietwat rauwe mannen, voor wie het gokken belangrijker leek dan de paarden. De politie hield een oogje in ons zeil (zie foto), dus julie hoeven je over ons geen zorgen te maken.
Na de toer zijn we gisteren tegen zevenen gedropt in Puerto Madryn. Vanmorgen hebben we, zonder zemen, 40 km gefietst; op en neer naar playa Doradillo, om afscheid te nemen van de wonderschone zuidkapers en calorietjes te verbranden: Allebei gelukt! En vanavond nemen we hier de nachtbus (13 uurtjes) naar El Bolson. Dat belooft verhalen van een hoger niveau, want we gaan naar het Andes gebergte.
Zonnige lentegroeten,Margreet en Fons.